De rijkere Romeinse huizen hadden een apart
vertrek voor het bereiden van warme maaltijden, de culina.
Archeologische vondsten en litteraire toespelingen geven ons een idee
van de primitieve omstandigheden waaronder soms echte culinaire hoogstandjes
werden gerealiseerd. Een verhoging van steen, waarop een open vuur van
houtblokken brandde, met daarnaast soms een kleine houtgestookte oven,
was het fornuis. Een grillrooster en een paar metalen ringen op pootjes
stelden de kok in staat zijn aardewerken kookpotten of bronzen pannen
op het vuur te houden. Stromend water en een keukenmachine, of een fatsoenlijk
aanrecht bestonden zelfs niet in de verbeelding. Behalve die paar potten
en pannen was de vijzel -mortarium- het belangrijkste gereedschap van
de kok.
Armere Romeinen hadden geen keuken, misschien wel een klein komfoortje
met een kookpot erop. De vele branden die Rome in de loop der tijden
hebben geteisterd, bewijzen dat koken of stoken in de flatgebouwen -insulae-
der armen een hachelijke onderneming was.