Apicius 329

 

In ovis hapalis

Piper, ligusticum*, nucleos* infusos. Suffundes mel, acetum, liquamine* temperabis.

 
 

 

Bij zachtgekookte eieren

Peper, lavaszaad*, gewelde pijnboompitten*. Doe er honing bij, azijn, aanlengen met garum*.

 
 

 

Uitwerking

De eerste keer dat ik dit gerecht bereidde was in de tijd dat ik nog Klassieken studeerde, met de redachtieleden van het mededelingenblad voor de studenten. We kenden ons Latijn, maar van koken hadden we nog geen benul. De eieren, natuurlijk te hard gekookt, werden rijkelijk overgoten met een zoetzure honingsaus, waarin de pijnboompitten* waren ingebed als insecten in amber.
Nu weet ik wel beter: elk gerecht dat begint met "piper, ligusticum*" doet mij onmiddellijk naar de vijzel grijpen. Want al staat het er niet altijd, als je je vaker met Apicius' recepten bezighoudt, weet je dat het voor zichzelf spreekt, dat eerst de droge ingrediënten moeten worden fijngewreven, om daarna met de vloeibare grondstoffen tot een saus te worden aangelengd. Bovendien blijkt uit vergelijking met andere recepten, dat pijnboompitten* bij Apicius niet de decoratieve rol spelen, die wij ze gewoonlijk toebedelen. Ze dienen als bindmiddel.
Ongeveer 50 gram gewelde pijnboompitten*, niet teveel vers gemalen peper, een halve eetlepel lavas(zaad)* wrijf je tesamen fijn in de vijzel. Een flinke eetlepel vloeibare honing, een scheutje witte wijnazijn erbij en weer goed mengen. Dan nog wat garum* erbij druppelen en blijven roeren tot een saus ontstaat die qua consistentie op onze mayonaise lijkt.

 

 
 

© www.apiciana.nl